Het genie Henri de Toulouse Lautrec (1864-1901) was er heilig van overtuigd: voor hem was het uitdenken van een recept een artistieke scheppingsdaad. Hij hield van goed eten. Hij sprak er graag over en kende talloze vreemde recepten om doodgewone dingen klaar te maken. En als goed Fransman uit het Zuiden hield hij van een eerlijke keuken. Hij was ook een groot kenner van oude wijnen en destillaten. Lautrec kon niet alleen goed proeven hij was een uitstekende kok, die graag recepten voor zijn vrienden en lievelingsmodellen bereidde.
Aan zijn menu’s besteedde hij veel tijd en moeite, soms waren het tekeningen soms ook aquarellen, of zelfs lithografieën. Een aantal hiervan vindt men terug in dit grandioze receptenboek, dat de bitterzoete smaak heeft van de Belle Epoque, een wereld waarin men nog tijd vond om goed te schilderen en goed te eten.
De tweehonderd oorspronkelijke recepten van Henri de Toulouse Lautrec en zijn vriend Maurice Joyant getuigen van smaak, inventiviteit en het waarlijk aanvoelen wat koken is: een creatieve bezigheid.
Over de toepasbaarheid van de recepten schrijft Johannes van Dam in zijn inleiding: ‘We moeten dit kookboek zien als een overblijfsel van zijn tijd met recepten die voor ons voor een deel misschien wat excentriek zijn, voor een deel regionaal en bijzonder en voor een deel vrij bekend, maar die op een paar na allemaal goed uitvoerbaar zijn en ons in die grote traditie laten verplaatsen als we ze zelf uitvoeren. Aan tafel voert dit boek ons onherroepelijk terug in de Belle Epoque.’
De recepten, hoewel soms variaties op een klassiek thema, zijn geheel eigen creaties. Het zijn in wezen eenvoudige recepten, waarvoor geen bijzondere handigheid of ingewikkelde keukenapparatuur nodig is. Zoals Joyant het in zijn voorwoord schrijft: ‘De ware kookkunst, of die nu beoefend wordt op gas, op een kolenfornuis, met elektriciteit of op een houtvuur, ligt altijd besloten in de subtiliteit en de eenvoud.’
Dit unieke receptenboek, oorspronkelijk uitgegeven in 1930, is fraai geïllustreerd met tekeningen en litho’s van Henri de Toulouse-Lautrec.
Opnieuw vertaald door Henja Schneider en toegelicht door Johannes van Dam.