De waterschappen behoren - haast per definitie - tot de oudste instellingen van ons uit het water verrezen land.
De noodzaak om binnen een waterschap samen het water te beheren en te zorgen voor de eigen veiligheid en die van het gewonnen land zag men al gauw in.
Ook de Zuidutrechtse waterschappen langs de Lek en de Rijn kennen een lange en levendige geschiedenis. Water was van het allergrootste belang, dus was het gekrakeel vaak niet van de lucht: ingeland tegen ingeland, polder tegen polder en bisschop tegen graal. Niet voor niets schouwde men de Lekdijk in de 15e en 16e eeuw met een gewapend escorte.
Vele waterschappen bestonden kort geleden nog, na een bestaan van soms zelfs zeven eeuwen. Behalve de veiligheid zijn nu bijvoorbeeld ook hel milieu en de recreatie in het geding. Om met nieuwe middelen nieuwe problemen te lijf te kunnen gaan is echter grootschalige samenwerking nodig. Nieuwe technieken vergden en vergen veel kapitaal. Vanaf de vorige eeuw worden daarom kleinere waterschappen samengevoegd tot grotere. Deze schaalvergroting lijkt in Zuid-Utrecht voorlopig afgerond met de oprichting van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, ontstaan uit de waterschappen Kromme Rijn, Leidse Rijn en Lopikerwaard.
Het boek De Stichtse Rijnlanden, de geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen beschrijft deze langdurige ontwikkeling, vanaf het allereerste begin tot in de toekomst. Daarbij komen zowel de grote lijnen als het menselijke detail ruimschoots aan bod. Een rijkdom aan illustraties en kaarten completeert dit beeld van vele eeuwen Utrechtse waterschapsgeschiedenis.
In het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden liggen de gemeenten (geheel of gedeeltelijk) Amerongen, De Bilt, Breukelen, Bunnik, Cothen, Doorn, Driebergen-Rijssenburg, Harmelen, Houten, Langbroek, Leersum, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Rhenen, Schoonhoven, Utrecht, Vleuten-De Meern, Vlist, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist.