Hans Holbein de Jonge (1497/98-1543) was een veelzijdig kunstenaar die uitblonk in verschillende genres en technieken. Gaandeweg zijn loopbaan legde hij zich meer toe op het vervaardigen van portretten. Het is vooral dit deel van zijn oeuvre dat hem reeds tijdens zijn leven grote roem heeft opgeleverd. Veel van zijn portretten, zowel de tekeningen als de schilderijen, vertonen een fabelachtige technische beheersing en een welhaast ongeëvenaard vermogen het karakter van de geportretteerde weer te geven. Holbein portretteerde beroemde tijdgenoten als Erasmus en Thomas More. Het hoogtepunt van zijn loopbaan was de aanstelling tot hofschilder van de Engelse koning Hendrik VIII, omstreeks 1536.

In de afgelopen 5O jaar heeft Pieter d'Hont een grote reputatie verworven als een veelzijdig en productief kunstenaar. Enerzijds is hij de ambachtelijke beeldhouwer die, zoals zijn middeleeuwse voorgangers, zich geheel in dienst heeft gesteld van de gemeenschap, anderzijds is hij de moderne, 'vrije' kunstenaar die zijn werk pas aflevert als het naar zijn inzicht voldragen is. Pieter d'Hont behoort tot de generatie beeldhouwers die, gevormd in de klas van Jan Bronner, tot wasdom kwam in de naoorlogse jaren waarin het groeiend aantal openbare opdrachten de voorwaarde schiep voor een bloei van de Nederlandse beeldhouwkunst. Aanvankelijk stond hij onder invloed van het moderne classicisme van Aristide Maillol en Charles Despiau, gevolgd door de meer impressionistische monumentaliteit van beeldhouwers als Rik Wouters en Mari Andriessen. Een monumentale en toch ingetogen vormexpressie, waarin het evenwicht is nagestreefd tussen het verheven menselijke en het menselijke verhevene is de karakteristiek van de beeldhouwkunst van Pieter d'Hont. Hij behoort daarmee tot een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de figuratieve traditie in de Nederlandse beeldhouwkunst.

Catalogus van een tentoonstelling over de kunst en levensstijl van de Indonesische vorstenhoven vanaf de eerste Nederlands-Indonesische contacten (16e-17e eeuw) tot na de Tweede Wereldoorlog.

Cornelis Jetses werd beroemd door zijn historische taferelen en vooral van de tekeningen van Ot en Sien en Afke's tiental. Veel minder bekend zijn de prachtige tekeningen die hij maakte voor de sprookjes van onder anderen Andersen en Grimm.
Jan A. Niemeijer vult deze lacune in Jetses' werk met dit fraaie en kleurrijke overzicht over de beroemde illustrator als sprookjestekenaar. Het staat onomstotelijk vast dat men nog steeds niet is uitgekeken op het werk van Cornelis Jetses (1873-1955). Aan zijn verfijnde tekeningen en aquarellen voegde hij een bijzondere dimensie toe, waardoor ze ook nu nog boeien en fascineren. Wat ook in zijn sprookjesprenten opvalt, is zijn uitstekende compositievermogen en de knappe verdeling van de objecten over het vlak. Zijn aquarellen zijn prachtig transparant, zodat de donkerste partijen nog doorzichtig blijven en de helderste kleuren warm en feestelijk opbloeien. In zijn illustraties paart hij monumentaliteit aan speelse beweeglijkheid. Altijd ademen zijn tekeningen sfeer.

Jan A. Niemeijer uit Groningen is de absolute kenner van het werk van Cornelis Jetses. Hij publiceerde eerder de titels Uit het schetsboek van Cornelis Jetses, Kinderen van het platteland, Toen je nog op straat kon spelen, Leven op het platteland en de geïllustreerde biografie De wereld van Cornelis Jetses.

J.M.W. Turner is one of the greatest artists the world has ever known. His output was prolific and astonishingly varied. Focusing on 125 paintings and drawings from the Tate, which owns the world's largest collection of Turner's work, this lavishly illustrated book provides a fresh and lively survey of his genius. Familiar masterpieces are reproduced along with less well-known prints and sheets from sketch-books; subject matter ranges from landscapes and natural subjects to ancient and modern history; marine subjects; literary illustration; and images of contemporary life.In his essay, David Blayney Brown reveals the paradoxes and contrasts that abound in Turner's life and work: as a painter he looked both backward and forward, bridging the gap between the 18th century and modernism, compelled constantly to reexamine and reinvent his own art, with astonishing success.

This book offers an abundantly illustrated survey of Team 10 meetings, events and project documentation, as well as additional keys to the Team 10 discourse. Running parallel to the chronological narratives is an evaluation of the legacy of Team 10, with essays by leading scholars on the origins and position of Team 10 within the history of architecture. These writings examine crossovers with visual and non-Western cultures and shed light on architectural and urban solutions formulated in response to the problems of post-war modernity. A third and final section, which is devoted to a series of interviews with former Team 10 members, provides a unique portrait of the group and its meetings

Poging inzicht te bieden in de problematiek van de kunstwaardering door een aantal aspecten van de problematiek ieder afzonderlijk in zijn historisch perspectief te behandelen.

Enth. u.a. (S. 169-171): Rede Meret Oppenheims anlässlich der Übergabe des Kunstpreises der Stadt Basel 1974 am 16. Januar 1975.

Na het succes van Mucha in 2004 en Toulouse-Lautrec in 2006 presenteert de Kunsthal opnieuw een groots overzicht van één van de meest geliefde kunstenaars uit de Belle Epoque: Théophile-Alexandre Steinlen (1859-1923).\nHet is voor het eerst dat er zo'n uitgebreide verzameling werk van Steinlen in Nederland te zien is. Het omvangrijke retrospectief van meer dan tweehonderd werken bestaat uit schilderijen, affiches (waaronder de wereldberoemde 'Chat Noir'), tekeningen en illustraties.

By the end of the 16th century, Europe, Africa, and Asia were connected to North and South America via a vast network of complex trade routes. This led, in turn, to dynamic cultural exchanges between these continents and a proliferation of diverse art forms in Latin America. This monumental book transcends geographic boundaries and explores the history of the confluence of styles, materials, and techniques among Europe, Africa, Asia, and the Americas through the end of the colonial era--a period marked by the independence movements, the formation of national states, and the rise of academic art. Written by distinguished international scholars, essays cover a full range of topics, including city planning, iconography in painting and sculpture, East-West connections, the power of images, and the role of the artist. Beautifully illustrated with some three hundred works--many published for the first time--this book presents a spectacular selection of decorative arts, textiles, silver, sculpture, painting, and furniture. Scholarly entries on each of the works highlight the various cultural influences and differences throughout this vast region. This groundbreaking book also includes an illustrated chronology, informative maps, and an exhaustive bibliography and is sure to set a new standard in the field of Latin American studies. --Publisher description.

Catalogus bij een tentoonstelling over batikkunst op Java.

Notorious bad boy of Italian Baroque painting, Caravaggio (1571-1610) is finally getting the recognition he deserves. Though his name may be familiar to all of us, his work has been habitually detested and forced into obscurity. Not only was his theatrical realism unfashionable in his time, but his sacrilegious subject matter and use of lower class models were violently scorned. Michelangelo Mirisi de Caravaggio lived a life riddled with crime and scandal, producing a body of work that wouldn't be appreciated until centuries after his mysterious death. Though his body was never found, he is assumed to have been murdered by ruffians on a beach south of Rome-a fate strangely similar to that of controversial Italian director Pier Paolo Pasolini who was, like Caravaggio, a homosexual.

Caravaggio's reputation was decidedly poor during his lifetime; sometimes rich, sometimes penniless, when he wasn't in prison he was running away from the police or his enemies. Perhaps no other painter has suffered such injustice: his works were often attributed to more respected painters while he was given the credit for just about anything vulgar painted in the chiaroscuro style. Caravaggio's great work had the misfortune of enduring centuries of disrepute. It wasn't until the end of the 19th century that he was rediscovered and, quite posthumously, deemed a great master.

Iedereen is elke dag omringd door architectuur. Zeker in Nederland waar vrijwel iedere vierkante meter door mensenhand is gevormd en ingericht. De inrichting van stad en land geeft in belangrijke mate vorm aan de samenleving. Bovendien is met architectuur, stedebouw en ruimtelijke ordening veel gemeenschapsgeld gemoeid, wat het belang nog eens onderstreept. In het proces van bouwen, vernieuwen en slopen vormen opdrachtgever, architect, bouwer en gebruiker onlosmakelijke schakels. De architect, als ontwerper, heeft hierin een voorname plaats. Echter ook wat niet gebouwd is, maakt deel uit van de architectonische cultuur. Op papier, als ontwerp, idee of theorie, kan architectuur eveneens een rol spelen. Gebouwen, wijken en ingrepen in het landschap hebben een lange levensduur. Wat nu wordt gebouwd, heeft daardoor belang voor de toekomst en in de ons omringende architectuur leeft het verleden voort. Kennis van dit verleden verhoogt het begrip en de waardering voor architectuur, stedebouw en landschapsarchitectuur.

De unieke aspecten van Nederlandse industriële vormgeving. Het hele gebied van het industriële vormgeven wordt bestreken, zowel historisch als vanuit de hedendaagse praktijk.

Verklaring van 77 voorstellingen rond personen uit de Griekse en Romeinse Oudheid en van 77 voorstellingen van personen uit de bijbelse en christelijke geschiedenis.