Malena tiene doce años cuando recibe, sin razón, y sin derecho alguno, de manos de su abuelo el último tesoro que conserva la familia : una esmeralda antigua, sin tallar, de la que ella nunca podrá hablar porque algún día le salvará la vida. A partir de entonces, esa niña desorientada y perpleja, que reza en silencio para volverse niño porque presiente que jamás conseguirá parecerse a su hermana melliza, Reina , la mujer perfecta, empieza a sospechar que no es la primera Fernández de Alcántara incapaz de encontrar el lugar adecuado en el mundo. Se propone entonces desenmarañar el laberinto de secretos que late bajo la apacible piel de su familia, una ejemplar familia burguesa madrileña. A la sombra de una vieja maldición, Malena aprende a mirarse, como en un espejo, en la memoria de quienes se creyeron malditos antes que ella y descubre, mientras alcanza la madurez, un reflejo de sus miedos y de su amor en la sucesión de mujeres imperfectas que la han precedido.

Deze bundel inventariseert in Komrij's unieke stijl wat er de laatste jaren is geschreven over onderwerpen zoals het milieu, kunst, homoseksualiteit, enzovoort. Het bevat zijn lof van langzaamheid, zijn analyse van het Opperlands, zijn bespiegelingen over de Nederlandse volksaard en pedofilie, en bespreekt de opkomst van het columnisme in Nederland. Komrij bestrijdt de holhoofdigheid, en vult de leegte met 'drukinkt' in plaats van plastictaal. Zijn natuurlijke vijanden zijn de onverschilligen, bureaucraten, sentimentelen, ideologische kwakzalvers en de meegaanden. Zij kunnen hem niet absorberen, want hun leegheid stoot hem af. - Carel Peeters

De eigenaar-directeur van een scheepswerf aan het Damsterdiep probeert omstreeks 1920 de toekomst van zijn bedrijf veilig te stellen.

Een jongeman (Osewoudt) die tijdens de bezetting de opdrachten uitvoert van iemand uit de verzetsbeweging op wie hij sprekend lijkt (Dorbeck), wordt na de bevrijding aangezien voor een verrader en tracht onmachtig en wanhopig het tegendeel te bewijzen. II. 

Bewerking in hedendaags proza van het leerdicht van de Antwerpse schepenklerk (1279-ca. 1347).

Twee romans over een 18e eeuwse figuur uit Vlaanderen en zijn bende, bestaande uit landlopers en dieven, die het land terroriseerden.

Roman ter nagedachtenis aan de 21-jarige zoon van de auteur die in 2010 omkwam bij een verkeersongeluk.

Tijdens een nachtelijke dwaaltocht door een volkstuinencomplex herinnert een jonge man zich de vrouwen en meisjes die een rol hebben gespeeld in zijn leven

Het leven van een opgroeiende jongen in Maassluis tegen de achtergrond van de opkomst en ondergang van de streng calvinistische familie waarmee hij bevriend is.